1. De vrijstelling strekt zich uit tot goederen die bij het onderzoek, de analyses of de proeven niet volledig worden verbruikt of tenietgaan, mits de overblijvende producten met toestemming en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten:
a) hetzij na afloop van het onderzoek, de analyses of de proefnemingen geheel worden vernietigd of zodanig worden behandeld dat zij geen handelswaarde meer hebben;
b) hetzij zonder kosten aan de schatkist worden afgestaan, wanneer de nationale voorschriften in deze mogelijkheid voorzien;
c) hetzij, in met redenen omklede gevallen, uit de Gemeenschap worden uitgevoerd.
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder „overblijvende producten” verstaan, producten die voortkomen uit de onderzoeken, analyses of proeven, dan wel goederen die niet daadwerkelijk zijn gebruikt.